vrijdag 17 december 2010

Verplicht onthaasten

's Ochtends was ik al sceptisch. Toen ik met mijn fiets de eerste knisperende bandensporen in de maagdelijke sneeuw maakte, op weg naar het station, werd mijn zicht belemmerd door smeltende kristallen die zich in mijn wimpers nestelden. Het viel. Het bleef vallen. Het zou blijven vallen. De hele, hele, hele dag lang.

Maar de trein reed, zonder vertraging, en ik stapte in. En hoewel ik me erop had voorbereid dat ik meer dan een uur later als laatste op kantoor aan zou komen, was ik de eerste. Ik startte de computer op, zette koffie en ging aan de slag. Althans, dat probeerde ik. Want het was alsof de witte laag die de wereld in mysterie hulde ook helder denken in de weg stond. Steeds gleed mijn blik naar buiten, naar de vlokken die maar bleven vallen. Berichten druppelden binnen. Vertraging. Uitvallende treinen. De NS-website lag eruit. De GVB-website ook. Geen bussen meer. Beperkt trams en metro's. Ik moest misschien iets eerder naar huis, dacht ik. Een uur of vier, vijf?

Toen bereikten mij berichten over 20 of zelfs 30 centimeter sneeuw, nog meer ellende op komst, afgesloten tunnels en zelfs mensen die op de snelweg liepen. Het was half twee. Ik ging naar huis.

Volgens het bord bij de tramhalte moest ik 10 minuten wachten. Nee, 9. Nee, toch 3, of toch 7, of 2? Ik ben nog nooit zo blij geweest de koplampen van de tram in de verte te zien opdoemen. Mijn mond krulde in een spontane, oprechte glimlach. De mensen om mij heen leken deze vreugde niet te delen. Naast mij in de tram zat een jongen als een dove kanarie mee te kwelen met zijn iPod, maar het kon me niet deren. Ik was onderweg naar huis. De tram rééd!

Ik haalde diep adem en liep (in gedachten met fingers crossed, duimend, hopend, smekend en biddend tot een God die vast niet bestaat) Centraal Station in. Intercity reed niet, dan maar de sprinter naar Uitgeest en zwoegend te voet door de polder. De trein stond klaar, maar het duurde, en duurde en duurde...

Tot uiteindelijk werd omgeroepen dat er toch een intercity ging. Half Amsterdam Centraal stroomde naar het perron, dat al snel zwart zag van de mensen. En daar kwam ie aan gedenderd, in de verte, slechts vier wagons lang. Het mag een wonder heten dat ik er nog bij kon, dat hij überhaupt nog kon rijden met zoveel mensen erin.

Op Sloterdijk hadden ze minder geluk: terwijl mijn medepassagiers en ik toch wel om de situatie konden lachen, vanuit die warme en droge trein, zagen verkleumde passagiers op Sloterdijk de deuren voor zich dichtgaan, en de trein aan zich voorbijgaan.

Wat een middag. Om een uur of 3 was ik thuis, en het was magisch: overal sneeuw, meer dan ik ooit gezien had. Het viel in dikke vlokken uit de lucht en af en toe werd er wat uit de boom geblazen. Overal stonden mensen foto's te maken van hun straat die in een sprookjeswereld was veranderd. Iedereen was rustig, want iedereen besefte dat er toch niets aan te doen was, behalve verplicht onthaasten en genadeloos genieten van die wonderlijke winterwereld.

's Avonds laat stak ik een alinea in het dikke pak sneeuw op de tuintafel: 28 centimeter.